Documentatiecentrum - Patrimonium

Plaatsnamen

KAMPENHOUT, GEEN BINDING MET DE KEMPEN !

In publicaties, brochures en plakkaten over Kampenhout lezen we dat onze gemeente haar naam dankt aan de nabijheid tot de Kempen. "Kampen-" zou een verbastering zijn van "Kempen". Jos Lauwers (1992) zegt hierover dat dit een interpretatie is uit de volksmond, maar tegelijk de meest eenvoudige oplossing om de gemeentenaam te verklaren. Jos Lauwers presteerde een onvolprezen en monumentaal werkstuk over onze gemeente en haar deelgemeentes. Maar dit ene puntje, de interpretatie van de naam Kampenhout, mag toch eens opnieuw bekeken worden.

Iedereen kent de Kempen als de grote zandstreek van de provincies Antwerpen en Limburg met nog net een strookje van Vlaams-Brabant. Die Kempen is diep in ons cultuurbeeld verankerd. Maar van oudsher was dit een arme streek en schaars bevolkt. Het is onwaarschijnlijk dat Kampenhout zich ten tijde van zijn ontstaan zou genoemd hebben naar een armlastige streek in de buurt. Welk ander dorp waar ook ter wereld zou zich trouwens noemen naar een streek verderop? Of moeten we met Lauwers aannemen dat Kampenhout in zijn noordelijk deel nog tot de Kempen behoort ? Bodemkundig klopt dit niet, Kampenhout heeft ook daar nog een dunne laag zandleem bovenop een dikke laag oud zand. De echte zandbodems beginnen wel vlakbij, in de noordelijk aangrenzende gemeenten.

Nu schijnt iedereen aan te nemen dat Kempen eeuwenlang en onveranderd de naam van dezelfde streek is geweest. Hier wringt het schoentje. De "zand-interpretatie" dateert van de tijd toen geografen uit de vroege 20ste eeuw zochten naar een objectieve en definitieve afbakening. De verrassing komt uit oude kaarten. In de verzamelatlas van het Hertogdom Brabant (Duncker en Weiss, 1983) vinden we een kaart van Ortelius van 1591, waarin het "Kempenland" heel duidelijk in kleur en afbakening is weergegeven, maar dan beperkt tot de streek gelegen tussen Lommel, Poppel, 's Hertogenbosch en Eindhoven. Die nette afbakening doet vermoeden dat dit ooit een bestuurlijke streek (gouw, meierij,...) moet geweest zijn. Deze Kempen zou ook gelijkgesteld kunnen worden met de oude "pagus" (gouw) "Texandria", maar duidelijk is de literatuur hierover niet. Van Uytven et al. (2004) vermelden wel dit Texandria als "een niet precies omlijnd gebied, dat in de loop van de tijd uitdijde". Over dat uitdijen zo dadelijk meer.

Terugkomend op de kaart van Ortelius: Turnhout, alom gekend als de "Hoofdstad van de Kempen" lag niet in het "Kempenland", evenmin Hoogstraten, Herentals of Geel, allemaal plekken die zichzelf heel Kempisch noemen. De plaats in dat oude "Kempenland", het dichtst bij Kampenhout gelegen is Postel, in vogelvlucht 60 km ver ! De andere delen van de huidige Kempen hadden oorspronkelijk heel ander namen zoals ondermeer het "Land van Rijen" voor wat nu het westelijk deel van de provincie Antwerpen is. In Noord-Brabant (Nederland) is het Kempenland nog steeds beperkt tot de oorspronkelijke streek en dragen de andere delen van de zandstreek ook nog andere namen.

Een tweede locatie met de naam "Kempen", de "Luiksche Kempen", vinden we op een kaart van Bleau van 1635, meer bepaald de streek tussen Averbode en Beringen, waar Limburg uitstulpt in de provincie Antwerpen (deze laatste was een deel van Brabant, maar Limburg was een deel van Luik). Dit is duidelijk een naam van "tweede orde", een vergelijkingsnaam, zoals we thans bijvoorbeeld over de "Vlaamse Ardennen" spreken, wetend dat deze streek met de echte Ardennen niets te maken heeft, maar er alleen een oppervlakkige gelijkenis mee vertoont. De gelijkenis tussen de beide Kempens was - zo kan het uit de oude kaarten geïnterpreteerd worden - dat ze allebei bestonden uit een groot aaneengesloten heidegebied. Op een kaart van het Prinsbisdom Luik van 1790 van Güsseveld (in Van Ermen en anderen, 1985) zien we "Kempenland" geschreven over een grote strook van Geel over Beverlo naar Kwaadmechelen, maar zonder omlijning van de streek en zonder beperking tot de grote heidevelden.

Nog ver in de 20ste eeuw waren geografen ongerust over de juiste definitie van de Kempen. Theuwissen (in Paulissen en anderen, 1983) getuigt ervan dat de ondervraging van oude dorpsbewoners tijdens de jaren 1950 aanwees dat de Kempen zich minder ver naar het zuiden en westen uitstrekte dan de zand-definitie aanwijst. Bewoners van Heist-op-den-Berg en Brasschaat bijvoorbeeld, laat staan die van Boortmeerbeek of Rijmenam, beschouwden zichzelf niet als Kempenaren.

Wat kunnen we uit dit overzicht als hypothese stellen? De "Kempen" heeft zich na een middeleeuwse carrière als precies afgebakende gouw uitgebreid tot een steeds grotere landstreek zonder scherpe afbakening en zonder politieke betekenis, tot de Kempen gestandaardiseerd werd tot de grote zandstreek die we nu kennen. Dichters, componisten en streekontwikkelaars hebben geholpen om deze Kempen bijna mythische allures te geven. Maar Kampenhout, ontstaan voor de 11de eeuw, lag beslist niet vlakbij of in de oorspronkelijke Kempen. Het verschuiven, verruimen, krimpen of verbrokkelen van de naamdekking van een streek was heel de geschiedenis door en in heel de wereld schering en inslag, denk aan ontelbare streek- en landnamen waaronder Vlaanderen, Brabant, Limburg, Ardennen.

En wat dan met de heide-namen in Kampenhout (Heide, Berg-Heide, Jennekesheide)? Heide roept toch het beeld van een purperen vlakte op en dus ook van de Kempen ("In de stille Kempen op de purperen hei...")? Maar heide betekende in de eerste plaats een braakliggend open gebied of veld, vaak een schrale gemeenschappelijk gebruikte grond , die zeker niet typisch was voor de Kempen alleen (denk maar aan de Koeheide te Bertem). De naam "heide" is pas in relatief late tijd overgegaan op specifieke planten (Erica en Calluna) die groeien op extreem arme zandgronden. Daarna geraakte "heide" in onze culturele verbeelding beperkt tot de landschappen met die bijzondere vegetatie. De heides in onze gemeente waren zeker niet van het "purperen type", omwille van een daarvoor te rijke bodem. In een bepaalde passage zegt Lauwers zelf dat heide een relatief jonge plaatsnaam is die gegeven werd aan de jongst ontgonnen gronden. Alleen al met deze uitleg hebben we de relatie met de Kempen en zijn purperen hei niet eens meer nodig.

Het is meer dan aannemelijk dat zowel "Kampen-" als "Kempen" onafhankelijk van elkaar uit de Latijnse woorden "campus, campina, campania..." afgeleid zijn. Dat betekent helemaal niet dat we Kampenhout tot een oud Romeins dorp moeten verklaren. Immers, de Franken die na de Romeinen kwamen gebruikten zelf "kamp-" woorden om delen van het door hen gekoloniseerde landschap aan te duiden. Ook weer in tegenspraak met de volksopvatting: de naam Kempen is meer vervormd dan Kampen(hout).

Jos Lauwers zelf zegt dat Kampenhout een combinatie is van "camp-" dat vlakte of veld betekent en "holt" dat bos betekent. Veld en bos sluiten elkaar uit op een zelfde plek. Lauwers interpreteert de naam dan ook als "bos bij de vlakte". Zowel dat bos als dat open veld waren lokaal aanwezig (zodat nogmaals de relatie met de Kempen niet nodig is als uitleg). Die landschapsopbouw kwam trouwens overal in Europa voor. Waarom is de naam Kampenhout dan zo uniek en zijn er geen tientallen of honderden van? Welke preciese betekenis "kampen-" had ten tijde van het ontstaan van het dorp Kampenhout weten we niet. Wel is het zo dat de naam "kampen" nog levend is in oostelijk Nederland. Landschapshistorisch verwijst de term daar naar een in omvang beperkte ontginning in een bosrijk areaal, meer precies de bosontginning door één landbouwbedrijf. In het nu nog bosrijke Kampenhout zou zo'n betekenis niet misstaan.

Het zou wel eens kunnen dat er voor het ontstaan van het dorp reeds twee afzonderlijke terreinen waren, een "Campen" en een "Holt", die in een gemakkelijke combinatie de naam van een nieuwe nederzetting hebben gegeven, maar dat is niet te bewijzen, hoewel het zeker niet in tegenspraak is met het recente woordenboek van de plaatsnamen (Debrabandere, 2010). Daarin wordt immers een oudere naam "Kampen" verondersteld, waar later "holt" werd aan toegevoegd. Het is niet duidelijk of Kampelaar, volgens de interpretatie van Lauwers, een verkorting is van Kampenhout-Laar of een oorspronkelijke volle naam is. In een ouder toponymisch woordenboek (Gysseling, 1960) staat te lezen: "Daar onder Kampenhout een gehucht Kampelaar ligt, is Kampen wellicht de oorspronkelijke naam van de plaats". Intrigerend is dat "laar" volgens de naamkundigen meestal verwijst naar een ontgonnen areaal van een nederzetting omgeven door bos. Bijna synoniem van "kampen" zelf dus.

We moeten niet alleen naar de Kempen kijken om een vergelijkbare plaatsnaam te vinden. In Frankrijk zijn er veel plaats- en streeknamen met "camp-"oorsprong. De beroemdste is Champagne, maar evengoed vinden we Campagnac, Champigneul, Champigneulles, Campigny, Champenard, en vele andere. In Italië Campania, de streek omheen Napels, en een heel aantal plaatsnamen op Campa-, Campi- en Campo-. In de noordelijke landen zijn deze plaatsnamen sporadischer: Kampen in Overijssel, Kamperland en Kampveer in Zeeland; de stad Kempen in het Duitse Nederrijn-gebied, de plek Campendonk in Krefeld; de Kempen of het Kempenland, meerdere kamp-namen in de Maasvlakte nabij Maaseik; Oostkamp, Koolskamp en Bulskamp in West-Vlaanderen; en uiteraard ons eigenste Kampenhout met de wijk Kampelaar.

We kunnen besluiten dat Kampenhout en Kampelaar bijzonder boeiende namen zijn waar nog niet alles over onderzocht en geschreven is. Maar vooral kunnen we onthouden dat we met de naam van onze gemeente en van haar gehucht zeker niet onderdanig moeten doen, maar ze volwaardig mogen opnemen in de lijst van plaatsen met verwante namen. We kunnen er beter een fles Champagne op ontkurken.

Hubert Gulinck, december 2010

Dankwoord: Hugo Schoevaerts van de Heemkring Campenholt gaf nuttige tips in verband met plaatsnaamwoordenboeken. Dr. Benoît Locht wist interessante duiding te geven over de naam 'Kampen' en Dr. Antoon Verhoeve heeft tenslotte heel de tekst kritisch nagelezen en enkele correcties aangebracht.


Referenties:

Debrabandere, F. 2010. De Vlaamse Gemeentenamen. Davidsfonds, VVSG en Politeia.

Duncker, D. en Weiss, H. 1983. Het Hertogdom Brabant in kaart en prent. Lannoo.

Gysseling, M. 1960. Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226). Digitale editie 2005-2008, Universiteit Antwerpen.

Lauwers, J. 1987. Toponymische studie over Kampenhout . Midden-Brabant, 2de jaargang, winternummer, 1987, p4 - 12.

Lauwers, J. 1992. Geschiedenis van Berg, Buken, Kampenhout en Nederokkerzaal. Gemeentebestuur van Kampenhout.

Paulissen, E, Goossens, J., Molemans, J. en J. Theuwissen. 1983. De begrenzing van de Kempen (Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, Nr. 25)
http://www.dbnl.org/tekst/paul003begr01_01/paul003begr01_01_0004.php

Van Ermen, E., Van Mingroot, E., Minnen, B. en Van der Eycken, M. 1985. Limburg in kaart en prent. Lannoo

Van Uytven, R., Bruneel, C., Koldeweij, AZ., van de Sande, A., van Oudheusden, J. 2004. Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden. Waanders Uitgevers / Davidsfonds / Colloquium De Brabantse Stad.

[ terug naar vorige pagina ]
logo Campenholt
© 2010-2024
Heemkring Campenholt - Kampenhout
Consulteer onze Copyright voorschriften.
website heemkring:www.campenholt.be
contact heemkring: info@campenholt.be

Bestand:
pagina laatst bijgewerkt op: 07-03-2019
webmaster: webmaster@campenholt.be