Geboren op 20 maart 1893 te Buken Vierstraten als zoon van Gielelmus Alphonsius Heremans en van Tobback Petronella. In 1924 woonde het echtpaar aan de Aarschotsebaan n° 86 in Kampenhout-Relst. Hij was ongehuwd en van beroep was hij landbouwer. Hij had een lichaamslengte van 1,62 m en een zwarte haarkleur.

Ingelijfd als milicien van de lichting van 1913 werd hij tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 toegevoegd aan het 2^de Regiment Karabiniers. Hij werd veroordeeld door de krijgsraad te Calais tot 3 jaar gevangenisstraf en 3 jaar inlijving bij Compagnie Eerherstel van de 6^de Legerafdeling. Hij liep deze veroordeling op wegens een weigering van een bevel op 23 april 1915. Hij kwam op 1 november 1916 bij het 2^de Regiment Karabiniers terug, waar hij op 26 december 1916 verhuisde naar de 5^de Cie van het 4^de Regiment Karabiniers. Van 6 mei tot 16 mei 1917 werd hij dan definitief ingelijfd bij 5^de Cie T.A.G (hulptroepen van de Genie), om op 24 augustus 1917 te sneuvelen in Sint-Jakobs-Kapelle bij Diksmuide. Hij werd getroffen door obusscherven.

Op 27 augustus 1917 werd hij eerst begraven te Diksmuide op de gemeentelijke begraafplaats (graf 701). Later werd zijn lichaam ontgraven en terug begraven op de Belgische militaire begraafplaats van Hoogstade aan de Brouwerijstraat (graf 723). Hij werd op 30 september 1917 voorgesteld tot eerherstel wat hij ook bekwam. Op 6 november 1917 werd hij gerehabiliteerd bij Koninklijk Besluit nr 1818.

Na de oorlog werd hij door het ministerie van Oorlog postuum bedacht met het Ridderkruis in de Orde van Leopold II orde, het Oorlogskruis met palm, de Zege- en Herinneringsmedaille, de IJzermedaille en 2 frontstrepen.