Geboren te Kampenhout op 9 maart 1876 als zoon van Jan Baptist Heymbeeck en Anna Catharina Wouters. Hij huwde met Maria Thys en samen woonden ze in de Zandgroeflaan n° 10 te Oudergem.

Hij deed zijn militaire dienstplicht vanaf 24 juni 1896 bij het 2^de Regiment Jagers te Voet.
Na de mobilisatie van 1 augustus 1914 ging hij zich op 29 september 1914 als oorlogsvrijwilliger aanmelden in de kazerne van Kontich voor actieve dienst in het leger. Hij werd op 3 oktober 1914 als soldaat Tweede Klasse toegevoegd aan het 2^de Regiment Jagers te Voet. Na de val van Antwerpen werd hij aan de Belgisch-Nederlandse grens opgepakt en meteen doorgevoerd naar het interneringskamp Harderwijk. Daar kon hij op 17 juni 1915 ontsnappen en bood zich op 18 juni 1915 opnieuw aan bij het 2^de Regiment Jagers te Voet. Wegens een kleine reorganisatie werd hij op 17 juni 1916 overgeheveld naar het 3^de Regiment Jagers te Voet. Vanaf 5 december 1916 werd hij ingelijfd bij het 5^de Artillerie Regiment om op 14 juli 1918 de overstap te maken naar de 3^de Cie van het Transportkorps (gekazerneerd in Adinkerke) waar hij werd ingezet als soldaat-chauffeur. Net voor de ondertekening van de Wapenstilstand op 6 oktober 1918 werd hij gemuteerd naar de Spoorwegtroepen met als standplaats Brugge. Hij demobiliseerde vanuit Brugge op 1 februari 1919. Na de oorlog verlengde hij zijn contract met het leger.

Hij werd na de oorlog door het Ministerie van Landsverdediging bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis met palm, het Franse Oorlogskruis, was houder van de vuurkaart 155/103, het Kruis als ridder in de Orde van Leopold II met zwaarden, was ridder in de Kroonorde met zwaarden en kreeg hij 6 frontstrepen. Hij kreeg het Franse Oorlogskruis om zijn getoonde moed op 21 september 1916 tijdens een gecoördineerde militaire Belgisch-Franse actie.