Geboren te Schaffen op 10 februari 1881 als zoon van Felix Michiels en van Maria Louisa Loosen. In 1920 woonde hij in de gendarmerie in de Bogaardenstraat nº 43 te Leuven. Hij was gehuwd met Petronella Philippina Schoevaerts en was vader van vier kinderen.

Juliaan Michiels kwam uit de lichting van 1901 en kwam als wachtmeester bij het Gendarmerie Regiment. Het Regiment was ingedeeld bij het 3^de Artillerie Regiment. Nadien werd hij bevorderd tot Opperwachtmeester en Chef-overste de ruiterij-afdeling. Hij was toen (van februari 1917 tot 1 juli 1918) afwisselend actief bij de Franse en Belgische mobiele Gendarmerie-afdelingen in Calais. Hij demobiliseerde via de brigade te Leuven op 19 januari 1919. In oktober 1919 engageerde hij zich voor nog eens 3 jaar bij tekenen om in het leger te blijven, een handeling die hij in 1922 nog eens herhaalde.

Na de oorlog werd hij bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Juweel van de IJzermedaille, Gouden Palm in de Kroonorde, Ridder in de Orde van Leopold II, Oorlogskruis en 8 frontstrepen.