Geboren te Veltem-Beisem op 6 december 1888 als zoon van Joannes Baptista Penninckx (geboren te Veltem-Beisem in 1855) en van Anna Maria Bosmans (geboren te Kampenhout in 1859). Hij woonde samen met zijn vrouw Maria Constantia Celina Raeymaekers (geboren te Nederokkerzeel op 30 juni 1881 en er overleden op 18 juni 1912). Zij was de dochter van Joannes Victoris Raeymaekers en Anna Catharina De Koninck. Zij woonden in de Biststraat 12 in Nederokkerzeel. Hij was er bakker. Hij overleed in het ziekenhuis te Leuven op 24 oktober 1967. Hij werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats in Nederokkerzeel.

Hij was milicien van de lichting 1908 en werd tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 als vrijwilliger met premie en als soldaat Tweede Klasse toegevoegd aan het 3^de Regiment Jagers te Paard. Op 5 oktober 1914 werd hij gekwetst in een gevecht tussen Duffel en Lier (hij kreeg een stuk shrapnel in de wijsvinger aan zijn rechterhand) en werd voor verzorging overgebracht naar het Zurenberghospitaal te Antwerpen, waar hij op 13 oktober 1914 (de dag van de overgave van Antwerpen) de vlucht nam naar Nederland. Na het overschrijden van de Belgisch-Nederlandse grens werd hij door de Nederlanders ontdaan van zijn militaire uitrusting en overgebracht naar het interneringskamp Harderwijk. Op 21 juni 1918 ging hij even naar Heerlen, vervolgens op 15 juli 1918 naar Gouda om op 16 augustus 1918 terug in Harderwijk aan te komen. Hij werd bevrijd tussen 2 en 11 december 1918. Hij demobiliseerde via het Centrum voor Oud-Militairen te Etterbeek op 17 juli 1919.

Na de oorlog ontving hij van het Ministerie van Oorlog voor zijn bewezen diensten, de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis, het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II met zwaarden, één frontstreep en één kwetsuurstreep.