Geboren te Kampenhout op 27 april 1892 als zoon van Jan-Baptist Vander Meieren en Barbara Lucia Goossens. Hij woonde samen met zijn ouders in een schrijnwerkerij-meubelmakerij te Kampenhout-Centrum. Toen hij in 1933 als pastoor aangesteld werd in Schaarbeek ging hij daar in de Haachtsesteenweg n° 250 wonen. Hij overleed daar op 17 februari 1947.

Na de mobilisatie op 1 augustus 1914 ging hij zich op 14 oktober 1914 te Oostende als vrijwilliger aangeven voor legerdienst. Hij kwam terecht in het opleidingscentrum van Auvours, Frankrijk om zich op 23 maart 1916 als korporaal-brancardier, via de Gezondheidsdienst van het kamp Auvours, bij de 11^de C^ie van het 11^ste Linie Regiment, op de slagvelden te begeven. Bij dit regiment bleef hij dienen tot na de wapenstilstand tot hij op 28 november 1918 overgeplaatst werd naar het Opleidingscentrum voor Brancardiers en Verplegers in Veurne. Hij demobiliseerde op 1 februari 1919 via de Hogeschoolcompagnie van Mechelen en op 16 februari 1919 trad hij binnen in het Groot Seminarie van Mechelen. Naast brancardier was hij in de oorlog vertegenwoordiger voor het frontblad 'Tusschen Brussel en Leuven', voor de regio Kampenhout, Berg en Nederokkerzeel, een blaadje met nieuws over en voor de soldaten uit onze streek.

Hij werd bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, Oorlogskruis met bronzen leeuw, het IJzerkruis, de Medaille voor strijder-oorlogsvrijwilliger 1914-1918, was houder van de vuurkaart, het Kruis als ridder in de Kroonorde en 4 frontstrepen.

Hij werd op 24 september 1921 tot priester gewijd door aartsbisschop Mercier en op 26 september 1921 aangesteld als vicaris te Kuregem (Anderlecht) en op 7 januari 1924 in die functie in de Sint-Servatiusparochie te Schaarbeek. Op 25 juni 1931 werd hij reserve-aalmoezenier Tweede Klasse en op 1 september 1931 werd hij in die hoedanigheid toegevoegd aan het 4^de Genie Regiment. Op 13 augustus 1933 werd hij aangesteld als pastoor in de Heilige Familie-parochie te Schaarbeek.