Geboren te Kampenhout op 17 december 1878 als zoon van schoenmaker Joannes Baptista Vandersypen (geboren te Kampenhout op 29 augustus 1851 en aldaar overleden op 18 oktober 1921) en van Philippina Silvrants (geboren te Kampenhout op 17 september 1849 en aldaar overleden op 14 mei 1927). Joannes was gehuwd met Maria Livina Huegaerts en woonde met haar samen in de Generaal Eenensstraat 54 te Schaarbeek.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1900.
Tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd hij als soldaat Tweede Klasse toegevoegd aan het 2^de Regiment Jagers te Voet, dat gekazerneerd lag in Kontich. Eind 1914 ging hij op bevel van zijn oversten over naar de Werkerstroepen van de Genie. Hij ging mee op campagne van Beveren tot De Panne. Op 15 augustus 1915 werd hij overgeplaatst naar de 2^de C^ie van het Transportkorps, waar hij zijn taak naar behoren uitvoerde tot hij op 29 november 1917 naar het Hoofdkwartier van het Centrum voor Algemene Reparatie (ARA) van allerhande oorlogstuig werd geroepen. Vanuit dit Centrum kon hij tevens demobiliseren op 1 februari 1919.

Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Landsverdediging bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis met palm, het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II en 8 frontstrepen. Ook werd hij voor 50% invalide verklaard wegens aantasting van zijn longfunctie. Dit zou het gevolg zijn van onderkoeling tijdens de campagne bij de Werkerstroepen.