Geboren te Kampenhout op 24 februari 1886. Hij woonde in de Bukenstraat n° 23 te Kampenhout.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1909.
Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd hij ingedeeld bij het 4^de Regiment Jagers te Voet. Vanaf 6 februari 1915 begon voor hem de lijdensweg langsheen heel wat Franse hospitalen (waaronder Calais, St-Méen, Rennes, Dinard, Mondaye, Fécamp en Porte de Gravelines). Dit ten gevolge van een kwetsuur die hij opgelopen had op 24 oktober 1914 in Booitshoeke (een dorpje tussen Veurne en Schoorbakke). Op 10 april 1918 kon hij deze periode afsluiten en diende zich dan aan te melden bij de 49^ste C^ie en later de 15^de C^ie hulptroepen van de Genie om dan vanuit de 5^de C^ie van de hulptroepen van de Genie die in Wilrijk gekazerneerd waren, te demobiliseren op 1 april 1919.

Na de oorlog mocht hij van het Ministerie van Oorlog de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis met palm, het IJzerkruis, het kruis van ridder in de Orde van Leopold II, de vuurkaart met nummer 9729 en 8 frontstrepen in ontvangst nemen.