Geboren te Kampenhout op 19 november 1880 als zoon van Petrus Joannes Verryt (overleden te Kampenhout op 19 november 1890) en van Maria Virginia Stroobants. Hij woonde in de Gustave Hubertusstraat 54 te Schaarbeek. Na zijn huwelijk in 1908 met Anna Maria Van Boxem, dochter van Jacobus Josephus Van Boxem en Maria Josepha Colebrants, verhuisde hij met haar naar de Landbouwstraat te Schaarbeek. Na de oorlog werd hij trambestuurder bij de Brusselse trammaatschappij MIVB.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1903.
Tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd hij toegevoegd als vrijwilliger met premie en als soldaat Eerste Klasse bij het 8^ste Linie Regiment. Het 8^ste Linie Regiment was verbonden aan de vestingtroepen Namen. Namen, dat ook de uitvalbasis was van de 8^ste Linie. Na de val van de forten van Namen, diende de Vierde Legerdivisie zich naar het zuiden van het land terug te trekken om via Frankrijk (Rouen-Le Havre) per boot terug naar België te varen om zo het gros van het Belgisch leger te vervoegen in Dendermonde. Bij deze terugtrekking werd Jan Baptist op 24 augustus 1914 rond de middag door de Duitsers in Bioul, een dorp net ten zuiden de stad Namen krijgsgevangen genomen en meteen op transport gezet naar het krijgsgevangenenkamp Soltau, een gemeente in de Duitse deelstaat Nedersaksen, gelegen in de driehoek Hamburg, Bremen en Celle. Hij kon naar België terugkeren op 9 januari 1919 en diende zich vervolgens aan te melden bij het Centrum voor Oud-Militairen te Brussel. Van daaruit demobiliseerde hij op 1 april 1919.

Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Landsverdediging bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis en één frontstreep.