Geboren te Berg-Kampenhout op 8 juni 1877. Hij woonde in de Rubensstraat nº 80 te Schaarbeek. Hij was gehuwd met Anna Ludovica Ogiers (geboren in Burcht op 22 januari 1876 en aldaar overleden op 5 januari 1940). Ze hadden samen één kind.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1900.
Tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd hij toegevoegd als vrijwilliger met premie en als soldaat Tweede Klasse bij het 9^de Linie Regiment, verbonden an de Vestingstroepen te Luik. Hij werd in de strijd geworpen bij de verdediging van de forten in Luik. Maar al gauw werd duidelijk dat de Duitse overmacht te groot was en één voor één vielen de forten. Na de val van Luik trok zijn compagnie zich terug tot Beveren-Waas, waar hij terecht kwam bij de 6^de C^ie mitrailleurs van het 9^de Linie Regiment. Op 3 februari 1916 werd hij wegens een grote reorganisatie van de eenheden naar Saint-Adresse, Le Havre gestuurd om zich daar aan te melden bij de Hulptroepen van de Genie. Hij werd daar te werk gesteld in de Belgische munitiefabrieken rond Le Havre. Vanaf 15 mei 1916 brak er voor hem een periode aan, waarin hij 3 keer werd op genomen in een militair hospitaal. De laatste opname gebeurde op 30 december 1917 in het militair hospitaal in Le Havre. Na de wapenstilstand kreeg hij het order om zich aan te melden bij het Centrum voor Oud-Militairen te Brussel van waaruit hij demobiliseerde op 1 februari 1919.

Na de oorlog werd hem door het Ministerie van Landsverdediging de Zege- en Herinneringsmedaiile toegestuurd. In een aantal brieven in zijn dossiers kan men opmaken dat hij recht had op 3 frontstrepen en een aantal andere eretekens, maar een definitief antwoord werd niet teruggevonden.