Aalmoes | gift aan armen |
Abdis | bestuurster van vrouwenabdij |
Abscis | abside: overwelfde koornis; afsluitende ruimte in kerkgebouwstrong |
Afzaat | aflopend bovenvlak van een drempel (m.n. van een raamkozijn) |
Albasten | van albast: soort geaderd marmer |
Allodium | eigendom, geen leengoed |
Aurora | (Romeinse godin van de dagenraad) aureool, stralenkrans |
Bunder | hectare, 10.000 m² |
Cijns | belasting |
Convent | klooster |
Dalmatiek | wit opperkleed van diaken en subdiaken bij het assisteren in de mis |
Dries | braakliggende akker, weide |
Druiplijst | van onderen holle lijst die het regenwater belet op andere delen van het bouwwerk te druipen |
Galmgat | geluidsgat in een klokkentoren |
Gotiek | spitsbogenstijl |
Hogelversiering | gotisch siermotief, oorspronkelijk een kop, later bloesems of bladeren, in rijen op frontaallijsten, torenspitsen enz. geplaatst. |
Honderdman | bij de Rom. hoofdman over 100 man. |
Gemarbreerd | (gemarmerd) als marmer geverfd |
Gepolychromeerd | in vele kleuren beschilderd -> polychromie: het beschilderen van bouw- en beeldhouwwerken met bonte kleuren; in't bijzonder in de gotische bouwkunst beschildering en vergulding der kapitelen en gewelven. |
Glacis | glooiende buitenste borstwering |
Grisailla | grijs op grijs getekende voorstelling |
Ikonografie | beeldbeschrijving, leer van de afbeeldingen, van de beeldende kunst |
Impost | profilering van een pijler of muur op de hoogte waarop de boog van een gewelf begint. |
Ionische zuil | zuil met krulversiering aan het kapiteel |
Jus patronatus | eigendomsrecht |
Kapelanij | (kapelanie) woning van de kapelaan |
Kapiteel | bovenste gedeelte van een zuil |
Koor | verhoogd kerkgedeelte waar het hoogaltaar staat |
Koorkap | priesterkleed |
Kordon | uitspringende sierlijst in een muur tussen twee verdiepingen. |
Kraagsteen | uitspringende steen waarop een balk rust, korbeel. |
Kruisrib- overkluizing |
Kruisrib: gewelf op vierhoekige
grondslag waarvan de kappen steunen op of geslagen zijn over elkaar kruisende of in een
sluitsteen samenkomende ribben. Overkluizen: met een gewelf overdekken. |
Lambrizering | houten benedenwandbekleding, paneelwerk |
Mansionarii | ... |
Markgraaf | vroeger titel van een bestuurder van een grensgewest |
Meier | vroeger: een rechterlijk ambtenaar; huurder, pachter; zetboer; opzichter, rentmeester |
Mijtervorm | in de vorm van een bisscopsmuts |
Moerbalken | zware balken waarin lichtere balken rusten |
Oculus | klein rond venster, meestal een roosvenster. |
Oorkonde | geschreven stuk, waarin een overeenkomst, besluit, verordening, verdrag enz. wordt vastgelegd |
Ornament | versiering, sierwerkn versiersel. |
Parement | stenen buitenbekleding van zware muren. |
Pastorij | (pastorie) ambtswoning van predikant of pastoor |
Patronaat | bescherheerschap, jeugdvereniging onder geestelijk toezicht |
Pedestael | (pedestal, piëdestal) voetstuk |
Piramidaal | in de vorm van een piramide |
Prae-Eyckiaans | ... |
Prelaat | kerkvorst, bisschop enz. |
Presbyterium | priesterkoor (verhoogd kerkgedeelte waar het hoogaltaar staat) |
Priorij | klooster met prior of priores (overste van een klooster); kerk van zo'n klooster |
Revenuen | opbrengsten, inkomsten |
Sakristij | (sakristie, scristie) kerkekamer |
Schalk | (muraalzuil) tegen de hoofd- en tussenpijlers geplaatste ranke halfzuiltjes, die tot aan de geboorte der gewelven opgaan. |
Schei | (scheien) dwarshout, dwarsijzer |
Schip | groote middenruimte van een kerk |
Solidi | (solidus) Romeinse gouden munt (± 115fr.) |
Speklaag | ... |
Steunbeer | beer (muurverzwaring tegen zijdelingse druk) die een muur verticaal verstevigt |
Stola | zeer brede, lange sjaal |
Stucwerk | (stuuk) pleisterwerk |
Tiend | belasting, bestaande uit één tiende van de oogst, het bezit aan vee enz. |
Tonsuur | kruinschering van een priester, symbool van Christus doornenkroon |
Toponymie | plaatsnaamkunde |
Transept | dwarsschip van een kerk |
Travee | één van een aantal gelijke vlakken, waarin bv. de hoofdbeuk van een kathedraal is verdeelt |
Vensterafzaat | Afzaat: aflopend bovenvlak van een drempel (m.n. van een raamkozijn). |
Viering | vierkante ruimte waar het koor en het langschip elkaar kruisen (in verband met een kruiskerk). |
Voluut | (voluta, volute) krulversiering aan het kapiteel van Ionische zuilen |
Waterlijst | lijst, vooruitspringende rand aan een bouwwerk, die moet verhinderen dat het regenwater langs de gevel stroomt. |
Zwik | wrijfhout. |
... | ... |