ProjectenWO 1 |
Geboren te Kampenhout op 20 maart 1893 als zoon van Jan Baptist Benoye en Philomena Van Dessel. Hij woonde samen met zijn ouders in Berg en was landbouwer. Hij was 1,64 groot en had kastanjebruin haar.
Hij deed zijn militaire dienstplicht tijdens de mobilisatie van 1 augustus 1914. Hij was namelijk van de lichting 1913.
De mobilisatie betekende voor hem dat hij werd toegevoegd als soldaat Tweede Klasse bij de 1ste Cie van het 4de Regiment Karabiniers. Hij sneuvelde door een kogel in het hoofd op 4 oktober 1918 aan de Ruiterhoek te Roeselare. Hij werd begraven op de Belgische militaire begraafplaats aan de Poelkapellestraat te Houthulst (graf E-1-1304).
Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Oorlog bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille 1914-1918, Ridder in de Leopold II orde met palm, het Oorlogskruis en 7 frontstrepen.
Een aanvullend verslag kan men terugvinden in het Jaarboek 2016 van Campenholt, pagina's 154-159 in een artikel van Roger Saenen.
Op 3 oktober 1914: Ziek te Antwerpen. Van 16 oktober 1914 tot 10 december 1914 verblijf in het Park Hospitaal in Camberwell in Zuid-Londen. Van 10 december 1914 tot 17 november 1915 in Bank Street Asylum te Sutton Surrey (GB). Van 17 november 1915 tot 19 november 1915 in Tanner Street in Londen. Van 19 november 1915 tot 11 februari 1916 in het King Albert Hospital nr 3 in Highgate ten noorden van Londen. Van 11 februari 1916 tot 14 februari in the Clink gevangenis in Tanner Street in Londen. Van 14 februari 1916 tot 16 februari terug in het King Albert Hospitaal nr 3 in Tanner Street in Londen. Op 17 februari 1916 geëvacueerd naar infirmerie van in het Kamp van Ruchard in het departement Indre-et-Loire voor de behandeling van tyfuskoorts met zenuwproblemen. Op 26 december 1916 getranfereerd naar de 9de Cie van het 2de Regiment Karabiniers. Op 26 maart 1917 naar de Grenadiersschool. Op 16 mei 1917 bij de 5de Cie van T.A.G (hulptroepen Genie). Op 18 december 1917 veroordeeld door de krijgsraad van de 6de Legerafdeling tot zeven dagen opsluiting en en acht dagen gevangenis voor ongehoorzaamheid in oorlogstijd en in dienst bij het actieve leger. Na zijn gevangenschap komt hij bij de 1ste Cie van het 4de Regiment Karabiniers. Gesneuveld op 4 oktober 1918 te Roeselare. Op 31 maart 1921 Amnestie verkregen krachtens de wet van 30 oktober 1930.