Geboren te Kampenhout op 7 mei 1880 als zoon van Fredericus Josephus Coosemans en van Maria Paulina Winnepenninckx. Zijn laatste woonadres situeerde zich in Merksem. Hij bleef ongehuwd.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1903.
Hij werd tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 ingedeeld als vrijwilliger met premie en als soldaat Tweede Klasse bij de Vestingstroepen Antwerpen. Hij was gelegerd in het Fort van Kallo bij de vestingsartillerie. Op 16 oktober 1914 kreeg hij een order om zich naar Calais te spoeden, om op 9 januari 1915 overgeplaatst te worden naar de hulptroepen (DOA) in Le Havre en Gainneville. Hij kreeg een opleiding aan de Ecole de Pyrotechnic in Gainnerville om op 24 februari 1917 over te gaan naar de Hulptroepen Havre (DOAH). Op 28 november 1917 werd hij als vermist opgegeven en enige dagen later, met name op 1 december 1917 werd hij al beschouwd als zijnde deserteur. Op 7 december 1917 werd hij dood teruggevonden aan de bosrand van de gemeente Gronfreville L'Orcher. Hij werd nog in spoed overgebracht naar het militair hospitaal maar hij was al overleden. Volgens enige bronnen, waaronder een artikel in de Franse pers, zou hij vermoord kunnen zijn door een Belgische medesoldaat.

Op 19 december 1923 kende het Ministerie van Landsverdediging hem postuum de Zege- en Herinneringsmedaille toe, alsook één frontstreep.