Geboren te Veltem-Beisem op 6 januari 1891 als zoon van Henri Godts en van Maria Philomena Papen. Hij was ongehuwd en woonde samen met zijn ouders in de Aarschotsebaan 33 te Kampenhout.

Hij was milicien van de lichting 1911 en werd tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 toegevoegd als soldaat Tweede Klasse hij de Genietroepen die verbonden waren aan de forten van Luik. Op 10 oktober 1916 werd hij overgeplaatst naar het 9^de Artillerie Regiment (zwaar mortiergeschut). Wegens een reorganisatie van de legerdivisies werd hij op 25 januari 1918 toegevoegd aan het 15^de Artillerie Regiment om vervolgens op 25 juli 1918 terug te keren naar zijn vorige eenheid, het 9^de Artillerie Regiment. Op 28 september 1918 sneuvelde hij voor het vaderland bij een zware ontploffing van een munitiedepot in Pilkem tegen Langemark. Zijn lichaam werd niet meer teruggevonden en werd hij als vermist opgegeven.

Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Oorlog, postuum bedacht met de IJzermedaille, Ridder in de Leopold II orde met palm, Oorlogskruis met palm, de Zege- en Herinneringsmedaille, het Vuurkruis en 7 frontstrepen.