Geboren te Kampenhout op 2 december 1882 als zoon van Joannes Albertus Boels en van Petronella Somers. Hij was gehuwd met Prudence De Maezenier, woonde in de Hutstraat 6 in Kampenhout-Relst en was mecanicien van beroep. Zij hadden geen kinderen. In 1953 woonde hij samen met zijn vrouw in de Keerbergseseenweg 9 te Haacht.

Via het statuut van Speciaal Contingent 1916 kwam hij zich als vrijwilliger aanmelden bij het rekruteringsbureau in Rouen.
Na zijn inschrijving en medische keuring werd hij op 12 december 1917 op de trein gezet naar het opleidingscentrum te Auvours, een Belgisch opleidingskamp in de Franse gemeente Champagné in de buurt van Le Mans. Na een intense opleiding werd hij als soldaat Tweede Klasse op 1 juni 1918 eerst toegevoegd aan de hulptroepen van de Genie, die gekazerneerd lagen te Bayeux (Normandië, Frankrijk), om een maand later op 4 juli 1918 te worden overgeplaatst naar het Groot Munitiepark te Gravelines. Deze overplaatsing had hij te danken aan zijn opleiding als mecanicien. Op 1 november 1918 kwam men heel wat manschappen te kort bij het centrale wagenpark in Eu. Albert leek hiervoor de geschikte man en werd daarom op 1 november 1918 naar Eu overgeheveld. Op 1 februari 1919 demobiliseerde hij vanuit de centrale vervoersmagazijnen in het kamp van Beverlo.

Na de oorlog bedacht het Ministerie van Landsverdediging hem met de Zege- en Herinneringsmedaille.