Geboren te Kampenhout op 3 januari 1894. Bij zijn verplichte indiensttreding woonde hij samen met zijn ouders op de Haachtsesteenweg aan Kampenhout-Sas. Na de oorlog huwde hij met Virginia Van Dessel en verhuisde naar de Neerstraat 252 in Wespelaar. Na de oorlog ging hij in dienst van de Belgische Spoorwegen.

Hij deed zijn verplichte militaire dienst als milicien van de lichting 1914. Hij werd officieel als soldaat 2^de Klasse op 25 februari 1915 toegevoegd aan het 1^ste regiment Jagers te Voet. Hij werd op 1 juni 1916 zwaar gewond in Kaaskerke, waardoor hij terecht kwam in het Militair Hospitaal van Bourbourg, zodat na een verblijf van 3 maanden in het hospitaal en 7 maanden revalidatie, hij pas op 21 juni 1917 zijn regiment kon vervoegen. Door de gevolgen van zijn verwondingen die hij had opgelopen, werd hij ondergebracht bij het centraal bureau voor oud-soldaten (CTAM) in Leisele, om vervolgens op 2 mei 1918 te worden overgeheveld naar het opleidingscentrum (BRI) van de 9^de Infanterie Divisie. Op 27 september 1918 keerde hij terug naar het 1^ste Regiment Jagers te Voet, van daaruit te demobiliseren op 7 oktober 1919.

Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Oorlog bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille en Oorlogskruis met palm. Hij kreeg zes frontstrepen achter zijn naam en was houder van de vuurkaart, 125/328.