ProjectenWO 1 |
Geboren in Brussel op 1 maart 1892 als zoon van Baron Georges Maria Ghislain de Vinck de Deux-Orp en van Marie Eulalie Valentine Alexandrine Cornet de Grez d'Elzius. Hij was gedomicilieerd op het kasteel van Wilder (Wildersedreef n° 35) te Kampenhout en resideerde in Brussel aan de Kunstlaan n° 35.
Op 4 augustus 1914 kwam hij als vrijwilliger in het leger bij de Vestingtroepen in Namen. Hij werd in Namen gevangengenomen op 15 augustus 1914 maar kon ontsnappen en werd op 30 oktober 1914 via Nederland geëvacueerd naar Calais, waar hij als officier werd toegevoegd aan het 'Corps des Interprètes' (Verbindingstroepen). Hij werd onderluitenant en had het bevel over de militaire controles zoals telefoon, telegraaf, pers, cinema en veiligheid. Hij stond aan het hoofd van het departement met 70 officieren en 1200 burgers. Vanaf 1917 tot november 1918 lag zijn eenheid rond Ieper en was de verbindingsdienst tussen het Belgische leger aan de rechterkant en het Britse leger aan de linkerkant. Na 11 november 1918 ging hij mee naar de sector Ohligs (bij Solingen) om tijdens de bezetting in Duitsland de rechtervleugel van het Belgische leger mee te helpen ondersteunen. Hij demobiliseerde via het Universitair Korps op 15 augustus 1919.
Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Oorlog bedacht met het volgend eremetaal: Officier in de Leopoldsorde, ridder in de Kroonorde met palm, Commandeur in de Orde van Danebrog, Ridder van de Orde van Malta, Commandeur in de Orde van Constantijn van St-Georges, Military Cross, Oorlogskruis met palm, Zege- en Herinneringsmedaille, Medaille voor oorlogsvrijwilliger 1914-1918, vuurkruiser en 7 frontstrepen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar nog bij: Officier in de Kroonorde met zwaarden, Officier in de Orde van Leopold II met zwaarden; Vrijwilligersmedaille 1940-1945, Medaille van zijne Koning Albert I en het Military Cross van Legion of Merit.