ProjectenWO 1 |
Geboren te Kampenhout op 30 april 1891. Hij was gehuwd met Rosalia Valentina Vrebosch (geboren in Kampenhout op 8 juni 1895 en overleden eveneens te Kampenhout op 10 november 1965). Zij hadden samen twee kinderen. Hij overleed te Nossegem op 11 januari 1970 en kende zijn laatste rustplaats op het gemeentelijk kerkhof van Kampenhout-Relst.
Bij begin van de oorlog op 13 oktober 1914 ging hij als vrijwilliger het leger en werd naar het opleidingscentrum in Auvours gestuurd. In februari 1915 werd hij ingelijfd door het 10de Linie Regiment maar eind 1916 werd hij toegevoegd bij de 9de Cie van het 20ste Linie Regiment. Tijdens een vroege aanval op 28 september 1918 werd hij te Klerken bij Houthulst door een kogel in de dij getroffen. Meteen werd hij overgebracht naar het hospitaal van La Porte de Gravelines te Calais. Na een herstelperiode in een sanatorium in Le Touquet (Paris-Plage) en in een hersteloord te Caen, werd hij op 11 november 1918 gerepatrieerd naar het centrum voor oud-militairen in Leysele, om op 19 augustus 1919 te demobiliseren via zijn eenheid ( 20ste Linie Regiment) te Leuven op 19 augustus 1919.
Na de oorlog werd hij door het Ministerie van Oorlog bedacht met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis met palmen, het IJzerkruis, houder van de vuurkaart, ridder in de Orde van Leopold II, was ridder in de Kroonorde met zwaarden en 6 frontstrepen en 1 kwetsuurstreep.
In 1919, bij hun terugkeer van het front, schreven en componeerden de gebroeders Liekens Modest en Ernest, beide oorlogsvrijwilligers, het bekende lied van Onze-Lieve-Vrouw van Kampenhout. Tot vandaag wordt het bij elke belangrijke parochiegebeurtenis met overtuiging gezongen. We kennen hem ook als dichter. Een oorlogsgedicht van hem (geschreven op 17 juli 1917) kan je lezen in ons Jaarboek 2014 op bladzijde 27 in het artikel van Willy Schoevaerts.
In de Tweede Wereldoorlog verbleef hij samen met de regering als ambtenaar in Londen, die tijdens de oorlogsperiode daar hun zetel had.