Geboren te Kampenhout op 20 november 1882 als zoon van Cornelis Marcelis en van Maria Anna Stroobants. Zij woonden aan de Houtstraat 10 (nu Brouwerijstraat) te Kampenhout. Franciscus was landbouwer en kandidaat postbode en woonde met zijn echtgenote Louisa Van Baes en hun twee kinderen in de Kesselstraat 53 te Schaarbeek. Na de oorlog schoolde hij zich om tot huisschilder. In 1952 woonde hij in de Van Ooststraat 7 te Schaarbeek samen met zijn tweede vrouw Ludovica Coesens.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1902.
Tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 diende hij zich aan te melden als soldaat Tweede Klasse bij het 1^ste Artillerie Regiment. Tegen het einde van de oorlog werd hij bevorderd tot 1^ste Wachtmeester. Op 1 juni 1915 ging hij over van de artillerie naar de hulptroepen van de Genie om vervolgens in de maand november 1915 te worden ingelijfd bij het Vervoerskorps van de Lichte Artillerie. Daar bleef hij tot het einde van de oorlog. Na wapenstilstand werd hij op 24 november 1918 nog in extremis overgeplaatst naar de brigade Lichte Bewapening van het 1^ste Artillerie Regiment, een eenheid van waaruit hij demobiliseerde op 1 februari 1919.

Na de oorlog bedacht het Ministerie van Landsverdediging hem met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Kruis als Ridder in de Orde van Leopold II met zwaarden, was bezitter van het Vuurkruis, het Oorlogskruis en bekwam hij 8 frontstrepen.