ProjectenWO 1 |
Geboren te Berg op 18 april 1882 als zoon van Joannes Bapista Vander Meiren en Barbara Lucia Goossens. Op 30 september 1903 begon hij zijn studies aan het Groot Seminarie te Mechelen en werd op 25 mei 1907 tot priester gewijd te Mechelen. Op 30 september 1907 werd hij aangesteld als onderpastoor in Sint-Pieters-Woluwe. In de Tweede Wereldoorlog woonde hij in de Huart Hamoirlaan n° 143 te Schaarbeek.
Tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 kwam hij het leger als brancardier bij de artillerie van de 6de Legerdivisie maar een week later (op 7 augustus) werd als aalmoezenier toegevoegd bij het 1ste Regiment Karabiniers. Op 9 april 1918 werd hij getroffen door een gasaanval in Nieuwpoort en kon pas eind mei het hospitaal L'Océan in De Panne verlaten om terug te keren naar zijn eenheid. Op 14 oktober 1918 had de slag bij Bergmolens, te Rumbeke plaatst waar hij zwaar gekwetst werd en vanwaar hij meteen overgebracht werd naar het hospitaal La Porte de Gravelines te Calais om vervolgens de laatste oorlogsmaand door te brengen in het Militair Hospitaal te Cherbourg. Na 51 maanden aan het front was de oorlog afgelopen voor hem. Na de oorlog werd hij eerste aalmoezenier in het Belgisch leger op 3 maart 1928 om vervolgens op 12 oktober 1933 tot hoofdaalmoezenier te worden benoemd. Gans de Tweede Wereldoorlog vervulde hij deze functie. Na de oorlog en welbepaald op 1 maart 1946 (rustpensioen) kwam hij naar Kampenhout terug, waar hij overleed op 9 februari 1957.
In zijn dossier leest men: "Sedert begin van de oorlog onderscheidt hij zich in alle omstandigheden door zijn dapperheid en zelfopoffering. Op 25 oktober 1917 werd een schuilhutje door een hevige en exacte beschieting vernield en in brand geschoten. Vanuit zijn hulppost, die overigens 500 m verder gelegen was van dit voorval, kwam hij in een sprint aangelopen. Gedurende 20 minuten werkte hij zonder ophouden om de bedolven soldaten van onder het puin te halen."
Na de oorlog bedacht het Ministerie van Oorlog hem met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis met palm, de Medaille van strijder-vrijwilliger 1914-1918, houder van de vuurkaart, Medaille van de IJzer, ridder in de Orde van Leopold II met palm, ridder in de Kroonorde met palm en 4 frontstrepen en 2 kwetsuurstrepen.
Aalmoezenier Sabinus Vander Meiren kreeg tijdens het Kerstbestand aan het front met Kerstmis 1914, de gestolen monstrans terug overhandigd van een Duitse officier. Dit was een uniek moment tijdens de vier jaar durende loopgravenoorlog. Nadien werd nooit nog een 'wapenstilstand' met Kerstmis ingeluid, want de hogere officieren zowel de Belgische als Duitse konden dit initiatief hoegenaamd niet goedkeuren. Het verhaal van de monstrans kan men volledig lezen in een speciale uitgave die op de voorstelling van het jaarboek 2018 ter beschikking wordt gesteld. Na de voorstelling kan het boekje op eenvoudig verzoek aangevraagd worden aan Heemkring Campenholt.