Geboren te Kampenhout op 31 mei 1877. Hij woonde aan de Terloonstvoetweg te Kampenhout-Relst. Hij was gehuwd met Maria Catharina Josephina Poedts (geboren te Kampenhout op 23 oktober 1879 en te Kampenhout-Relst overleden op 8 mei 1944). Samen hadden ze 5 kinderen, met name Corneel, Eduard, Elisabeth, Frans en Martha.

Hij deed zijn militaire dienstplicht als milicien van de lichting 1899.
Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd hij als vrijwilliger met premie en als soldaat Tweede Klasse toegevoegd bij de 3^de Cie van het 2^de Regiment Jagers te Voet, dat gelegerd was in Antwerpen. Op 10 oktober 1914, bij de val van Antwerpen, werd hij gevangen genomen en meteen weggevoerd naar het interneringskamp in Harderwijk, Nederland. Hij werd gerepatrieerd op 6 december 1918 en diende zich aan te melden bij het B.R.I. (Bataillon de Renfort et d'Instruction of het Versterkings- en Opleidingsbataljon). Vanuit de 3^de C^ie van het B.R.I. demobiliseerde hij op 1 februari 1919. Het B.R.I. deed tijdens de oorlog dienst als opleidingscentrum voor hogere officieren. Hier kregen zijn een bijscholing om ze naar een hoger niveau te tillen.

Hij kreeg na de oorlog van het Ministerie van Landsverdediging de Zege- en Herinneringsmedaille thuis afgeleverd.