Geboren op 28 september 1887 te Kampenhout als zoon van Joannes Eduardus Van Steenweghen (geboren te Kampenhout op 19 mei 1856) en van Anna Maria Ludovica Kerinckx (geboren op 13 september 1859 te Kampenhout). Zij was de dochter van Joannes Franciscus Kerinckx (1820-1880) en van Petronella Verstraeten (1817-1882). Prosper was gehuwd met Jeanette Pauwels en samen met hun dochter woonden ze aan de Leuvensesteenweg 494 te Schaarbeek. Prosper was melkboer in Schaarbeek.

Hij deed zijn militaire diensplicht bij de lichting van 1907.
Tijdens de mobilisatie van 1 augustus 1914 werd hij ingedeeld als soldaat Tweede Klasse bij het 1^ste Regiment Karabiniers-Wielrijders. Bij de gevechten rond Luik en Namen en gedurende het beleg van Antwerpen, nam hij deel aan de verkenningsdienst. Bij de terugtrekking van het Belgisch leger richting de IJzer, werd hij ingezet als achterhoede. Ook werd hij eveneens aangewend tot de bescherming van het kustregiment. Gedurende de stabilisatieperiode nam hij deel aan de wachtdienst in de loopgraven en bij het bevrijdingsoffensief gaf hij zijn steun aan de bereden eskadrons die als voornaamste opdracht hadden in contact te blijven met de vijand en de achterhoede van deze onophoudend te bestoken.

Hij demobiliseerde vanuit het 2^de bataljon Karabiniers-Wielrijders op 1 februari 1919. In één van de verslagen werd hij genoemd als een zeer moedige en energierijke soldaat die een voorbeeld was voor zijn medestrijders. Hij werd nog eens extra genoemd om zijn grote moed, die hij liet zien tegenover de vijand langs de IJzer en meer bepaald in de maanden oktober-november 1918 langs het kanaal Gent-Terneuzen.

Na de oorlog stond het Ministerie van Landsverdediging klaar om hem te bedanken met de Zege- en Herinneringsmedaille, het Oorlogskruis, het IJzerkruis met palm, de Vuurkaart nº 4813, Kruis in de Orde van Leopold II met zwaarden, het Kruis van Ridder in de Kroonorde met zwaarden en 6 frontstrepen.