Geboren te Zaandam (Nederland) op 18 februari 1869 als zoon van Jacobus Sombrouck en van Elisabeth Knaaps. Geprofest in de orde van de Minderbroeders Conventuelen te Leuven op 4 oktober 1893 en priester gewijd op 29 juni 1898. Laffelijk vermoord (doodgeschoten) door de Duitse troepen op 26 augustus 1914 te Buken.
Een parochiaal verslag van 26 augustus 1914 van Berg verhaalt :
"De E.H. De Clerck, Pastoor van Bueken, was niet enkel een uiterst goede en zachtaardige mensch, maar hij was sedert langen tijd ziekelijk, en zou zelfs de noodige krachten niet gehad hebben om in den toren te klimmen. Ook had hij aangeraden altijd goed voor de Duitschen te zijn. Als hulppriester, ingezien zijnen zwakken toestand, had de E.H. De Clerck den E. Pater Vincentius der Conventueelen van Leuven laten komen.
Onder het motto "man hat geschossen!" werd de Pater in zijn onschuld niet gelooft. Staande veroordeeld, begon hij te bidden. De soldaten riepen voort: "Schiet hem dood, steekt hem de oogen uit!" Er waren er die hunne tong naar hem uitstaken, en hem boosaardig aanblikten. Doch de Pater zag om en zegde tot de aanwezigen: "Bidt maar goed, menschen, 't is niets!" Met vier andere mensen werd hij naar 't klooster geleid. Terwijl er geen enkele aanklager tegen den Pater gevonden werd, wilde men van hem zelven eene schuldbekentenis afpersen, en dwong men hem iets na te zeggen, waardoor hij zou erkend hebben gebeden te hebben voor de overwinning der Belgen. De Pater zegde eenige woorden, heel zachtjes en dien men niet verstaan kon. Tegen den middag werd het vonnis ten uitvoer gebracht, met vier andere die als Belgen. Ten gevolge van den haat die zoovele Duitschers tegen de priesters bezielden moest er bloed vloeien en moest er ook een priester sterven, niet als Belg, hij was Hollander, maar als priester.
Kalm en gelaten vooral schijnt de Priester-Martelaar te zijn geweest. "Bidt maar, 't is niets", had hij gezegd. En hij bad, en ongetwijfeld offerde hij zijn leven op voor den naaste - hij die uit naastenliefde in het gevaar was gebleven, hij bad ook voor zijne beulen, waarvan de meesten, men mag het hopen, niet wisten wat ze deden".